Bijwerkingen
Als je voor kanker wordt behandeld, kun je allerlei klachten krijgen die niet door de kanker komen maar door de behandeling. Die noemen we bijwerkingen.
Bloedcellen
Bloedcellen worden gemaakt in het beenmerg dat in je botten zit. Er komen steeds nieuwe bij. Chemotherapie en bestraling doden niet alleen kankercellen maar ook bloedcellen. Daarom doet de dokter regelmatig bloedonderzoek. Hij kijkt dan hoeveel rode bloedcellen, bloedplaatjes en witte bloedcellen je hebt.
Te weinig rode bloedcellen
Rode bloedcellen brengen zuurstof naar de cellen en organen in je lichaam. Het is belangrijk dat je er voldoende hebt. Als je weinig rode bloedcellen hebt, voel je je slap en moe. Je ziet wat wit en raakt snel buiten adem. Soms is een bloedtransfusie nodig. Je krijgt dan bloed van iemand anders via een infuus (een slangetje in een bloedvat). Dit gaat druppel voor druppel en duurt een paar uur. Zo kan je lichaam het bloed goed opnemen.
Te weinig witte bloedcellen
Witte bloedcellen helpen infecties te bestrijden. Als je te weinig witte bloedcellen hebt, krijg je sneller een infectie. Infecties kunnen overal in je lichaam voorkomen, maar vooral waar bacteriën je lichaam binnenkomen. Dus je mond, je plasser, je ogen, je neus of je longen. Kinderen met kanker kunnen het beste uit de buurt blijven van mensen die ziek zijn. En natuurlijk moeten ze net als ieder ander goed hun handen wassen voor het eten en na de wc. Als je een infectie hebt, krijg je meestal koorts. Je temperatuur ligt dan boven de 37,5 graden Celsius. Je kunt een zere keel hebben, diarree of buikpijn of pijn bij het plassen. Je voelt je rillerig, koud, moe of slap en niet lekker. Kinderen met kanker die zich niet lekker voelen, hebben soms medicijnen nodig (antibiotica) die de witte bloedcellen helpen de infectie te bestrijden.
Te weinig bloedplaatjes
Bloedplaatjes zorgen ervoor dat je ophoudt met bloeden als je een snee of schram hebt. Als je te weinig bloedplaatjes hebt, duurt het langer voordat het bloeden stopt. Als er erg weinig bloedplaatjes zijn, geeft de dokter soms een transfusie, maar meestal herstellen de bloedplaatjes zich vanzelf.
Zere mond
Door de chemotherapie kun je ook een zere mond krijgen. Goed tandenpoetsen met een zachte tandenborstel helpt. Soms moet je naar het ziekenhuis als de mond heel erg zeer doet. Dan geeft de dokter pijnstillers via een infuus.
Diarree
Kinderen met kanker hebben vaak dunne poep (diarree) door alle medicijnen. Soms geeft de dokter een medicijn. Verder is veel drinken en handen wassen belangrijk.
Obstipatie
Obstipatie betekent verstopping. Je darmen werken dan een beetje trager. Je poep is hard, je hebt erge buikpijn en naar de wc gaan doet pijn. Soms ga je zelfs een beetje bloeden. Sommige kinderen met kanker krijgen medicijnen waarvan hun darmen verstopt raken. Andere medicijnen kunnen helpen de verstopping te voorkomen en beter te maken.
Misselijkheid
Veel kinderen met kanker worden door chemotherapie en bestraling misselijk. Ze voelen zich ellendig, soms ook een beetje duizelig, slap, gaan zweten en er loopt water in hun mond. Het eten komt terug uit hun maag en wil door de mond naar buiten (overgeven). De dokter kan medicijnen geven tegen de misselijkheid.
Gewichtsverlies
Veel kinderen met kanker vallen af. Dat komt omdat de kankercellen waardevolle bouwstoffen opeten, zoals eiwitten, suiker en vet. Om de kanker te bestrijden zijn er eigenlijk extra bouwstoffen nodig. Gezonde kinderen gaan meer eten als ze meer energie nodig hebben. Maar kinderen met kanker voelen zich vaak niet lekker en misselijk en hebben geen zin in eten. De reserves waardoor ze kunnen groeien, raken op. Vaak krijgen ze daarom sondevoeding. Dat is speciale voeding die via een slangetje door de neus rechtstreeks in de maag komt.
Haaruitval
Een vervelende bijwerking van chemotherapie is dat je haar uitvalt. Dit gebeurt niet bij elke behandeling. Niet alleen het hoofdhaar valt uit, maar ook wimpers en wenkbrauwen. Soms jeukt het uitvallen een beetje.
Steroïden
Veel kinderen met kanker krijgen steroïden. Dat zijn medicijnen met erg nare bijwerkingen. Je wordt er dik van, slaapt slechter en je kan er ook chagrijnig van worden. Het is echt een heel vervelend medicijn, maar wel nodig.
Verdoving
Om te zorgen dat kinderen met kanker minder pijn voelen bij prikken en onderzoeken, worden ze meestal verdoofd. Dat kan op één plek (lokaal) of volledig (narcose). Bij een lokale verdoving wordt met zalf of een prikje de plek gevoelloos gemaakt. Bij een narcose val je in slaap en voel je niets. Een narcose gaat via een kapje voor je mond of een prik.
Wil je meer weten over kinderkanker, ga dan naar kanker bij kinderen. Hier vind je informatie over verschillende vormen van kinderkanker, onderzoek, behandeling en gevolgen. Bedenk wel dat deze informatie niet speciaal voor kinderen geschreven is.