Inderdaad kon koningin Dido haar ogen niet van de stralende Aeneas afhouden. Tot diep in de nacht vertelde hij zijn avonturen. Het leed van de schipbreuk was vergeten. Wat een leuke vrouw was Dido! Wat stelde ze intelligente vragen! Toch gaven Dido en Aeneas nog niet toe aan hun gevoelens. Dido dacht aan haar vermoorde man, Aeneas dacht aan Creüsa. Beiden wilden trouw blijven aan hun vroegere geliefde. Maar liefde overwint alles. Enkele dagen later nodigde Dido Aeneas uit voor een jachtpartij in de wildrijke heuvels rond Carthago. En misschien zou het inderdaad bij herten schieten gebleven zijn als niet een daverend onweer was komen opzetten. ‘Snel, Aeneas!’ zei Dido. ‘Ik weet een grot waar we kunnen schuilen!’ Daar stonden ze dan. Druppels kropen over het voorhoofd van Dido, blosjes verwarmden Aeneas’ gezicht. Woorden waren overbodig. Een knallende donderslag bekrachtigde hun fatale eerste zoen. Een grote liefde was geboren.
Dag in, dag uit lagen Dido en Aeneas in elkaars armen. Staatszaken interesseerden de koningin niet meer en precies zoals Juno gehoopt had: Aeneas vergat alles. Waarom zou hij een Romeins rijk gaan stichten? Wat gaat er boven de liefde? Op een ochtend stond plotseling Mercurius, de bode van Juppiter, voor de neus van Aeneas. ‘Wat doe je, Aeneas? Ben je vergeten dat je zoon Ascanius voorbestemd is te heersen over Italië en het Romeinse gebied?’ Aeneas verbleekte. Hoe had hij het bevel van de goden kunnen vergeten? Snel gaf hij zijn mannen opdracht een nieuwe vloot te bouwen. Intussen kon hij nadenken hou hij dit aan Dido moest uitleggen. Maar niemand is achterdochtiger dan een verliefd mens. Dido wist het al. Woede en wanhoop maakten zich meester van haar. ‘Trouweloze!’ schold ze. ‘Dacht je er stiekem er van door te kunnen gaan? Hou je niet meer van mij?’ ‘Nee! Ja!’ riep Aeneas. ‘Ja! Nee! Je begrijpt me niet! Ik moet gaan. De goden dwingen mij!’’Flauwekul!’ schreeuwde Dido. "Mannensmoesjes! Je hebt geen hart!’ Ze rende naar haar paleis en gaf haar dienaressen opdracht een grote brandstapel te bouwen. Nog gaf Dido niet op. ‘Wacht dan tenminste tot de wind gunstig is, Aeneas!’ probeerde ze. ‘Laat me wennen aan het idee je nooit meer te zullen zien!’ Maar ook deze laatste wanhopige boodschap legde Aeneas naast zich neer. Hij moest gaan. Onder de grote sterrennacht zeilde hij weg van Carthago, weg van Dido. Omkijken wilde hij niet, maar toch keek hij. Aan de horizon laaide een hoog vuur. Aeneas kreeg het bange gevoel dat het Dido was die daar brandde.